Sinds een week zijn mijn echtgenoot Leo en ik geveld door de griep. Op mijn verzoek om nou eens een keertje gewoon rust te nemen en uit te zieken, reageert hij wonderwel niet geheel afwijzend. Hij is per slot niet voor niks dit jaar met pensioen gegaan. Hij kan het zich nu veroorloven. Maar het ondernemersbloed kruipt waar het niet gaan kan. We komen dus tot een compromis. Hij geeft zijn lichaam 7 dagen de kans. Als het dan nog niet over is, “mag” hij weer aan de paracetamol zoals hij gewend was. Gewoon alle klachten onderdrukken is toch ook altijd goed gegaan?

Het zijn 7 hele lange dagen geworden. We zijn zowel onszelf als elkaar behoorlijk tegen gekomen. Leo is verbaasd hoe hondsberoerd je je kan voelen met de griep. Had ie geen flauw benul van. Het kost hem grote moeite om het geduld op te brengen om alle malaise te ondergaan. Terwijl de strip met orale verlossing in zijn nachtkastje voor het grijpen ligt. Ik haal al mijn kennis over de werking van het immuunsysteem uit de kast. Het kost mij grote moeite om mezelf ervan te blijven overtuigen dat IK hem dit niet aan doe. En om hém ervan te blijven overtuigen dat het goed voor hem is.

Op het hoogtepunt van deze tweestrijd word ik overspoeld door een vloedgolf onaangekondigde tranen. Het verdriet van jaren, samengeperst in één moment. Verdriet om de liefdeloosheid waarmee hij zijn lichaam al die jaren afgebeuld heeft. Dat lichaam dat ik zo liefheb.

Ik heb voor het eerst in alle rust, uit liefde voor mijn lichaam en met vertrouwen in haar zelfherstellend vermogen, deze ziekteperiode kunnen beleven. Ik dacht altijd dat ik zo “gezond” bezig was, goed voor mezelf zorgde. Maar deze nieuwe rust heeft mij met een schok doen beseffen hoe liefdeloos ikzelf al mijn hele leven met mijn lichaam omga. Ook ik heb haar schromelijk verwaarloosd. Met als hoogtepunt de maandenlange uitbuiting die geleid heeft tot het “uitbreken” van mijn diabetes in 1990.

To be continued…