Op 21 november 2010 moest ik beslist aanwezig zijn bij de lezing van Franklin over zijn boek “De jongen die (van) diabetes genas”.

Ik moet eerlijk zeggen dat toen ik een aantal weken daarvoor de titel van deze lezing voor ogen kreeg, mijn haren gelijk overeind gingen staan. Nog meer dan de titel, merkte ik dat vooral de rest van de aankondiging bij mij in het verkeerde keelgat schoot.

“Wanneer wij geloven dat diabetes ongeneeslijk is,
zal dit voor veel mensen ook werkelijk zo zijn.” 

“Wat is dat nou weer voor onzin? Wat denkt die man wel niet? Alsof het zo simpel is… Dus als ik geloof dat mijn diabetes wel te genezen is, dan kan ik mezelf ervan genezen? Dus het is mijn eigen schuld dat ik nog steeds diabetes heb?”

Op deze gedachten betrapte ik mezelf in de dagen voorafgaand aan de lezing. Eenmaal bekomen van de schrik, van de emotionele lading achter deze gedachten, werd ik me er van bewust dat de aankondiging iets diep in mij geraakt had, iets dat gezien wilde worden. En zo was het dat ik die morgen nieuwsgierig en onbevangen naar de lezing kon vertrekken. 

Ondanks mijn (vermeende) onbevangenheid, was ik redelijk van mijn stuk gebracht toen ik Franklin voor me zag. Hij was nog erg jong, zag er sympathiek uit, wekte bij mij direct een gevoel van vertrouwen op, en wist op een boeiende, levendige en interactieve  manier zijn verhaal te vertellen. Kortom: hij voldeed op geen enkele manier aan mijn (blijkbaar toch negatieve) verwachtingen!

En hoe verder hij kwam in zijn verhaal, hoe meer bewondering ik voor hem kreeg. Wat een levenswijsheid en dat voor iemand van zijn leeftijd! En wat een innerlijke kracht om zijn boodschap op deze wijze met de wereld te durven delen.

Aanleiding voor Franklin’s zoektocht naar de betekenis van ziekte, is het feit dat hij op zijn 15de jaar suikerziekte kreeg en insuline moest gaan spuiten. Maar het toepassen van zijn ideeën en inzichten leidde er in 2007 toe dat hij tijdens een lange reis in de Himalaya helemaal geen insuline nodig had. Iets wat medisch gezien ‘onmogelijk’ was. Als de alvleesklier geen activiteit meer vertoont, zoals bij Franklin het geval was jaren daarvoor, kan het orgaan nooit meer zelf insuline produceren. Franklin zag dit als het ultieme bewijs dat een ziekte waarvan je denkt dat die ongeneeslijk is, dat helemaal niet hoeft te zijn.

In zijn lezing beschrijft Franklin een, vergeleken met de reguliere geneeskunde, totaal andere manier van aankijken tegen de essentie van ziekte. Volgens Franklin heeft ziekte een functie, het dient een bepaald doel. (Waar heb ik dat eerder gehoord? 😉 )

“Ziekte is niet iets wat je zomaar zinloos overkomt, maar een ervaring en een signaal van iets wat veel dieper zit dan je eigen lichaam alleen. Als je open en objectief kijkt naar wat een ziekte je wil vertellen, waar die voor staat, dan is dat de eerste stap op weg naar genezing. Je lichaam is een landkaart en aan de hand van wat er niet in orde is in je lichaam, kun je leren hoe je die signalen moet lezen en interpreteren. Wat heeft een ziekte je te vertellen? Waar wil een ziekte je op wijzen? Dáár gaat het om.’’ 

Volgens Franklin is ziekte de manier waarop de ziel op 3 gebieden kan communiceren met ons:

1. mentaal,
2. emotioneel en
3. fysiek.

Hij geeft toe dat het lastig is om ziekte op die manier te kunnen beleven, omdat iedereen zich van jongs af  aan een beeld vormt over ziekte(n) via media, informatie en meningen die overal worden geventileerd. Via verbale inprenting, het kopiëren van het ziektegedrag van anderen en eigen ervaringen met ziekte vormt zich jouw stelsel van overtuigingen en conditioneringen ten aanzien van ziekte.

“Deze mentale overtuigingen roepen op hun beurt emoties op die zich ten slotte vastzetten als blokkades in je fysieke lichaam. Genezen doe je eigenlijk van buiten naar binnen. Van mentaal en emotioneel naar het fysieke gedeelte. Het fysieke lichaam is het eindstation in plaats van het begin,’’ aldus Franklin.

Stappen die we kunnen zetten om het mentale deel te “de-konditioneren” zijn:

  1. bewust Zijn (awareness)
  2. begrip (understanding)
  3. herprogrammeren van overtuigingen.

Over de achtergrond en betekenis van suikerziekte in zijn eigen leven, vertelt Franklin:

“Suikerziekte is een signaal dat te maken heeft met eigenwaarde en eigenliefde. Ik had sinds mijn achtste geen vertrouwen meer in het leven. Mijn broertje van 4 verongelukte en ik had sindsdien het gevoel: ik had op hem moeten passen, wat bén ik nou voor een oudere broer. Daar was ik heel krampachtig mee bezig. Het leven zorgt niet voor mij, dat moet ik zélf doen. En toen ik dus die suikerziekte kreeg, midden in mijn puberteit ook nog eens, ging ik dubbel zo hard bewijzen dat ik alles kon, nog méér dan de rest. Flink stappen, niét naar je lichaam luisteren. Maar altijd wist ik, diep van binnen: genezing van suikerziekte is mogelijk.’’ 

Door heel veel leeswerk en zelfstudie leerde hij zichzelf alles over een andere manier van aankijken tegen ziekte en genezing. Hij heeft leren vertrouwen op zijn lichaam en zijn zelfgenezend vermogen.

Aan het einde van zijn lezing was er gelegenheid tot het stellen van vragen.

Er werd door iemand uit de zaal opgemerkt dat uit zijn verhaal niet duidelijk naar voren kwam of hij nu nog wel of geen insuline nodig heeft. In zijn verhaal had Franklin al aangegeven dat hij na 2007 weer kunstmatige insuline nodig had, nadat hij daar enige tijd fysiek vrij van is geweest, maar dat hij de essentie van zijn diabetes genezen heeft. Daardoor haal je volgens Franklin de emoties weg die met de ziekte te maken hebben en wordt de ziekte niet meer dan een fysieke handeling.

Ik merk dat ik door dit antwoord weer gerust kan ademhalen… en tegelijkertijd schrik ik daarvan. Zou ik deze jongeman niet toe wensen dat hij zijn diabetes ook fysiek had kunnen genezen? Wat zegt dit over mijn eigen acceptatie? Ik kreeg vrijwel direct antwoord op deze vraag…

Franklin vraagt de zaal op dat moment namelijk of mensen ervaring hebben met negatieve overtuigingen rondom ziekte. Ik steek mijn vinger op en vertel over mijn vroege jeugd, toen ik last had van ernstige voedselallergieën. Ik vertelde dat mijn allergieaanvallen veel roet in het eten van ons gezinsleven gooiden, vooral als er iets te vieren viel of we een bijzonder uitje hadden en het dan weer niet door kon gaan omdat ik ziek op bed lag. Mijn twee oudere broers, die daardoor veel teleurstellingen hebben moeten incasseren, hadden verzonnen om mij een “allergieknop” toe te dichten, waarmee ze me dan konden pesten. “Heb je weer aan je knop gezeten?!?” kreeg ik dan te horen terwijl ik angstig naar adem snakte.

Terwijl ik dit verhaal aan Franklin vertelde, voelde ik tranen achter mijn ogen opkomen. Ik kon nog net de laatste zin uitbrengen en wendde mijn blik toen snel van hem af. Er schoten allerlei andere beelden door mijn hoofd, waarin ik door ingrijpende ziekteperioden mijn dierbaren had teleurgesteld en belast. SCHULD!

Op weg naar huis van de lezing begon ik in te zien waarom de titel van Franklin’s boek en lezing zo tegen mijn haren in gewreven had. Het had onbewust mijn eigen, diepe schuldgevoel over mijn  (chronische) ziekten getriggerd. Ik ben dankbaar dat ik me van dit schuldgevoel opnieuw bewust geworden ben, zodat ik het in liefde kan omvatten en me er verder van kan onthechten.

En alhoewel ik de titel nog steeds een beetje misleidend vind, ben ik bereid Franklin daarvoor te vergeven, gezien wat zijn lezing bij mij teweeg gebracht heeft. Ik wens hem  toe dat hij nog veel mensen zal bereiken en veel levens zal veranderen met zijn prachtige en indringende boodschap.