Terwijl onze samenleving als gevolg van de Corona-crisis steeds verder lijkt te polariseren, publiceert Rutger Bregman zijn boek “De meeste mensen deugen – Een nieuwe geschiedenis van de mens”. Hoopvol luister ik naar de interviews met hem op tv, waarin hij de essentie van zijn boek uitlegt. “Zijn wij mensen diep van binnen geneigd naar het goede of naar het kwade?” is een van de vragen die hij in zijn boek stelt.

Ik denk terug aan een van de weinige diepgaande gesprekken die ik jaren geleden met wijlen mijn vader heb gevoerd. De kloof tussen zijn Christelijke geloof en mijn spirituele kijk op het leven zorgde ervoor dat we het thema religie altijd wijselijk vermeden als onderwerp van gesprek.

Totdat ik hem op een dag ga opzoeken, nadat ik op uitnodiging van een vriendin naar een eredienst ben geweest van het Soefi centrum in Den Haag. In alle onschuld vertel ik hem enthousiast over de dienst. Hoe mooi ik het gedachtengoed van het Universeel Soefisme vind, een beweging die erkent dat elk van de 7 wereldreligies de mensheid een positieve boodschap heeft gebracht. Een beweging die eenheid beoogt tussen alle mensen evenals respect voor eenieders religie en cultuur.

Tot mijn grote verbazing reageert hij zowaar positief op mijn verhaal. Hij vertelt dat hij voor zijn kerkgenootschap ooit een lezing heeft georganiseerd over het Soefisme en dat hij daar met belangstelling naar geluisterd heeft. Het wordt een geanimeerd gesprek tussen ons, waarin we de denkbeelden van het Soefisme en ons begrip daarvan met elkaar uitwisselen.

Terwijl ik in de keuken een kopje thee voor ons aan het zetten ben, voel ik blijdschap en een ongewone verbondenheid met mijn vader. Ik loop terug naar de kamer en heb de kopjes nog maar net neergezet, wanneer hij met een geheel andere toonzetting vervolgt.

“Weet je Lin, dit klinkt allemaal natuurlijk heel leuk en aardig. Maar er is wel één heel groot verschil tussen jou en mij. Jij denkt dat de mens van nature goed is, terwijl ik vanuit mijn geloof weet dat de mens gewoon in- en in slecht en zondig is. En dat we te allen tijde de strakke hand van God nodig hebben om op het rechte pad te blijven.”

Zowel de inhoud van- als de fanatieke toon in zijn woorden doen bij mij alle alarmbellen afgaan. Ik loop terug om de koekjes uit de keuken te halen, net genoeg tijd om een afleidingsmanoeuvre te bedenken. “Heb je nog hulp nodig met je computer pa?” – een trefzekere vraag waar hij godzijdank geen weerstand tegen kan bieden.

Een aantal jaren later komt de herinnering aan dit gesprek onwillekeurig boven drijven.
Tijdens de provinciale verkiezingen in 2019 kwamen we er binnen ons gezin tot onze grote afschuw achter dat onze stemvoorkeuren lijnrecht tegenover elkaar stonden. Om de gemoederen wat te sussen heeft een van de kids al gauw een app-groepje opgericht met de titel “Politiek is superleuk!”.

En toen barstte de discussie los. De oppositionele partijen in Nederland op microniveau met elkaar in gesprek. Omdat we elkaar over het algemeen toch best wel aardig vinden en de oprechte intentie hadden om elkaar te begrijpen, kwam het op de eerste dag al tot een staakt het vuren. Tijd om expliciet af te spreken dat we respectvol met elkaar en elkaars standpunten om zouden gaan en op de persoon gerichte modder niet getolereerd werd.

In de dagen die volgden rezen er in mijn hoofd een aantal wezenlijke vragen op. Vragen die inhoudelijk weinig met de discussie te maken hadden, maar des te meer met het proces waarin we waren beland. Hoe komt het dat politieke discussies zo gauw “verhit” raken? En hoe verklaar je dat mensen die in grote lijnen dezelfde basisnormen en -waarden in het leven aanhangen, toch op zulke tegengestelde politieke vestingen kunnen belanden?

Terwijl ik over deze vragen aan het mijmeren was, doemde een herinnering op aan een training die ik tijdens mijn psychologiestudie gevolgd had. We zaten met onze hele studiegroep een week lang “opgesloten” in een conferentieoord. Zowel ’s ochtends, ’s middags als ’s avonds werd er in kleine groepjes intensief aan ons ge(thera)peuterd, bedoeld om ons de basisprincipes van groepsdynamica te laten ervaren. Het resultaat strekte echter nog veel verder. De verdedigingsmechanismen die elk van ons als overlevingsstrategie had ontwikkeld voor bedreigende leefsituaties, werden stelselmatig bloot gelegd. De toenemende vermoeienis en het slaapgebrek hadden tot gevolg dat die verdedigingslinies steeds verder afbrokkelden. En toen gebeurde er iets wonderlijks. Er ontstond binnen onze groep een ongekend begrip voor elkaar, begrip voor het gedrag van de ander dat we voorheen hadden afgewezen. Er lichtte een nieuw soort verbondenheid en saamhorigheid op in de groep.

Ik kwam tot het besef dat het vooral onwetendheid is over elkaars levensgeschiedenis en hoe ons dat gevormd heeft, dat maakt dat we elkaar in het dagelijks leven zo snel veroordelen. En dat we diep van binnen helemaal niet zo veel van elkaar verschillen als we denken. Met name wanneer we door bedreigende levensomstandigheden getriggerd worden in onze aangeleerde overlevingsstrategieën, leidt onwetendheid tot te snel oordelen en veroordelen van elkaars gedrag.

De discussie in de politieke appgroep heeft mij uiteindelijk bewust gemaakt hoe ongelooflijk complex beeldvorming in zijn werk gaat. Wat bepaalt welke informatie we tot ons nemen en welke mediakanalen we vertrouwen? Hoe concluderen we welke van de aangedragen oplossingen voor een (maatschappelijk) probleem de meeste kans van slagen heeft? Welke rol speelt onze eigen levenservaring en huidige levensomstandigheden in dat proces? Te snel concluderen we dat een stellingname die recht tegenover de onze staat, getuigt van een inborst of onderliggende drijfveren die we verwerpelijk vinden.

Daarbij is angst niet voor niets een slechte raadgever. Hoe meer we door angst bevangen worden, hoe minder we de beschikking hebben over ons rationele denkvermogen en hoe meer ons gedrag bepaald wordt door ons overlevingsinstinct (i.e. vechten, vluchten of bevriezen). Ik heb aan den lijve ondervonden hoe een overbelast zenuwstelsel door aanhoudende stress tot een overweldigende angst kan leiden. Een angst die je waarneming van de buitenwereld compleet kan vervormen tot een wereld die overgenomen lijkt door beren op de weg waar geen ontkomen meer aan is.

In een tijd waarin we meer dan ooit gebombardeerd worden door informatie, zijn we ons te weinig bewust hoe schrijnend weinig we eigenlijk van elkaar afweten. We weten niet welke beren elk van ons door de Corona-crisis op zijn weg moet trotseren. Dat kunnen beren zijn uit het heden, maar ook beren uit het verleden, die ons als duveltjes-uit-een-doosje opnieuw komen belagen in tijden van hoge stress. We weten niet in welke mate elk van ons door de huidige crisis getriggerd wordt in zijn of haar overlevingsinstinct.

Ik ben blij dat mijn vader deze tijd niet meer hoeft mee te maken. Ik moet er niet aan denken hoe erg hij in zijn angst geraakt zou zijn en hoe hij daaronder geleden zou hebben. Zijn negatieve mensbeeld, dat ongetwijfeld door zijn ervaringen als krijgsgevangene tijdens de oorlog in voormalig Nederlands-Indië gevormd is, had hij nu overal om zich heen bevestigd gezien.

Ik ben dankbaar dat mijn hobbelige levensweg, scholing en levenservaring mij een breder perspectief hebben aangereikt op de essentie van ons menszijn. Dat perspectief biedt mij in deze roerige tijden houvast en het vertrouwen dat deze groeiende polarisatie uiteindelijk zal leiden tot meer eenheid, vrede en evenwicht in onze samenleving.